Vanmorgen vroeg mailde ik onderstaand bericht naar het Reformatorisch Dagblad. Inmiddels zag ik dat een door de redactie bewerkte versie op RD.nl is geplaatst.
De Encyclopedia of the Bible and Its Reception (EBR) wordt met dertig delen het nieuwe standaardwerk op het gebied van de Bijbelwetenschappen. Dat is de centrale boodschap van een bijeenkomst over dit werk tijdens de internationale conferentie van de Society of Biblical Literature (SBL) in Amsterdam deze week. De opzet van deze encyclopedie laat een belangrijke ontwikkeling in de Bijbelwetenschappen zien: de vraag is niet meer enkel wat Bijbelteksten in hun oorspronkelijk context betekenden maar ook hoe ze door de eeuwen heen door joden en christenen zijn uitgelegd en gebruikt en in bijvoorbeeld literatuur, muziek en film zijn verwerkt. Deze huidige aandacht voor de receptiegeschiedenis van de Bijbel blijkt ook uit tal van andere presentaties deze week.
De conferentie telt bijna zevenhonderd sprekers, van wie er telkens meer dan vijfentwintig tegelijk het woord voeren in verschillende collegezaaltjes van de Universiteit van Amsterdam. Omdat ik dit najaar in Caïro een mastercollegeserie over de context en receptie van Genesis 1–11 hoop te geven, beluister ik korte lezingen over een inscriptie die overeenkomsten vertoont met de torenbouw van Babel in de Bijbel, over Augustinus’ visie op de zondeval (was deze alleen door God voorzien of ook verordineerd?) en over de verdrijving uit het paradijs in gnostische en anti-gnostische geschriften uit de tweede en derde eeuw: laatstgenoemde zien de verdrijving uit het paradijs als het werk van de ware God, terwijl andere (gnostische) geschriften er het werk in zien van gevallen engelen of andere kwaden machten. Er was in deze periode ook verschil van mening over de vraag of Adam en Eva voor de val al van de boom des levens hadden gegeten of nog niet—dit hing samen met de vraag of ze voor de val al onsterfelijkheid hadden die ze door de val verloren of dat ze nog niet onsterfelijk waren en dat ze vanwege de val ook niet meer de kans mochten krijgen onsterfelijk te worden. Een andere paper handelt over de rol van Eva in de islamitische traditie—de vergelijking tussen Bijbel en Koran behoort ook tot de onderwerpen van de conferentie.
Op dinsdagmorgen vindt een ontmoeting plaats waarin geen papers worden gepresenteerd maar gedachten worden uitgewisseld over het internationale samenwerkingsinitiatief (International Cooperation Initiative, ICI) van de Society of Biblical Literature. Dankzij dit initiatief zijn in lage lonen landen tal van boeken rond de Bijbel gratis als pdf-bestand te downloaden en in Egypte betekent dit inderdaad een mooie aanvulling op onze seminariebibliotheek. Een punt is wel dat de boeken vaak erg specialistisch zijn terwijl studenten vaak meer gebaat zijn bij wat meer inleidende boeken. Het initiatief probeert ook in elk land een vertegenwoordiger te vinden die informatie uit kan wisselen tussen lokale Bijbelgeleerden en de SBL om zo de bestudering van de Bijbel wereldwijd te bevorderen. Belangrijk is ook de publicatie van twee online-tijdschriften waarin kwaliteitsartikelen in (in principe) alle talen kunnen verschijnen. Verschillende deelnemers vragen of het mogelijk is deelname aan internationale conferenties goedkoper te maken voor Bijbelwetenschappers uit landen met een gemiddeld laag inkomen en er wordt meteen toegezegd dat hier naar zal worden gekeken. ’s Middags kom ik in de prachtige binnentuin van de Oudemansgasthuispoort waar de conferentie wordt gehouden twee Russen tegen van St. Petersburg Christian University die ’s ochtends ook de ICI-bijeenkomst hadden bijgewoond en we ontdekken al snel dat de theologische opleiding van deze universiteit en ons theologisch seminarie in Caïro voor tal van vergelijkbare uitdagingen staat.
Tijdens de conferentie, die overigens mede is georganiseerd door het Oudtestamentisch Werkgezelschap in Nederland en België, is ook veel aandacht voor de Psalmen. Zo is er aandacht voor het profiel van de vijand in Psalm 9 en 10 en van de goddeloze en de vrome in Psalm 52 en voor het thema van schande en eer in Psalm 44 en voor zelf-aanspraak (het spreken tot de eigen “ziel”) in bijvoorbeeld Psalm 42. Een pas gepromoveerde Amerikaan vat zijn onderzoek naar de structuur van Psalm 24 samen. Een Zuid-Afrikaanse hoogleraar wijst op overeenkomsten tussen Psalm 52 en Spreuken en Jeremia 9 en een Duitse professor laat zien hoe Psalm 107 een achtergrond vormt voor bijvoorbeeld de beschrijving van de stilling van de storm op het meer in de evangeliën. Zelf ga ik in op de mogelijkheid dat Psalm 146 in het vroege jodendom messiaans werd gelezen en op overeenkomsten tussen deze psalm en de evangeliën, ook al wordt hij daarin niet woordelijk aangehaald.
Wanneer ik mijn gedachten over de conferentie als geheel laat gaan, valt mijn oog op een berichtje dat een hoteleigenaar de bijbels in de kamers heeft vervangen door erotische bestsellers met als motivatie dat er voor de Bijbel geen plaats is in de moderne seculiere samenleving. Zo bezien mag het recht opmerkelijk heten dat deze week in Amsterdam (de enige stad met zowel een Bijbels museum als een seksmuseum, aldus een buitenlandse deelnemer) bijna negenhonderd wetenschappers met uiteenlopende achtergronden samen zijn gekomen rond de Bijbel. De uitdaging is alleen de resultaten van het veelal zeer specialistische onderzoek dat deze week werd gepresenteerd vruchtbaar te maken voor de gewone Bijbellezer en om anderen te interesseren om ook de Bijbel te gaan lezen.
Dr. Willem-Jan de Wit werkt via de GZB als docent Bijbelwetenschappen en systematische theologie aan het Evangelical Theological Seminary in Cairo. Op http://wjdw.nl en http://weblogs.refdag.nl schrijft hij regelmatig over het leven in Egypte. Momenteel is hij met verlof in Nederland.
